Het bewogen leven van een Schaaper ontvanger.


 

Jaren geleden was ik bij een bevriend boer op bezoek in het landelijke Zuid-Limburgse Elsloo.
Na wat over koetjes en kalfjes gesproken te hebben, je bent tenslotte te gast op een boerderij, werd radio het onderwerp. Schrijver dezes is tenslotte een radiofreak.

"O, ik heb ook nog een hele ouwe op de hooizolder staan" vertelde hij.
Oude radio's op hooizolders, wie van ons krijgt dan niet meteen aangename visioenen?
Na de koffie werd het smalle laddertje beklommen.
Probeert U zich eens een voorstelling te maken hoe een radio die een dikke veertig jaar op een hooizolder staat eruitziet!
Ik draaide het kastje om en onderwierp het interieur aan een uitgebreid onderzoek.
Ik zag dat het een "homemade-set" was zoals het in de Angelsaksische landen zo mooi gezegd werd.
Dat klinkt toch veel beter dan "eigenbouw" of "amateurtoestel"?
Er was gebruik gemaakt van Schaaperondeerdelen.
Twee mooie koperen spoelbussen (zie Fig.1) flankeerden de dubbele afstemcondensator, dit ensemble was gemonteerd op een aluminium chassietje.

Fig.1

De rest van de onderdelen was op de bodemplank gemonteerd.
Het toestel was voorzien van vier penlampen.
De HF lamp was liggend bevestigd, op die manier hield men de afstand tussen eerste en tweede kring zo groot mogelijk.
Het Erik Schaaper instituut, destijds gevestigd te Den Haag, verzorgde indertijd schriftelijke radiocursussen en leverde ook schema's en onderdelen.
Vooral de spoelen hadden een goede naam.

In gedachten zag ik het apparaat al thuis op mijn werktafel staan, hier stond hij toch maar voor oud vuil.
Maar helaas, boeren doen nooit snel iets weg.
Hij vertelde dat het ding in de jaren dertig door een jongen van zestien uit het dorp (die er héél veel verstand van had) speciaal voor de familie was gebouwd.
Toen in 1943 alle radiotoestellen moesten worden ingeleverd werd ook deze met paard en wagen naar het gemeentehuis van het dorp vervoerd.
Daar aangekomen werd er een label aan bevestigd met daarop naam en adres van de eigenaar.
Vervolgens werd hij door de zich uitgebreid verontschuldigende ambtenaar die er immers ook niets aan kon doen naar een van de kelders gebracht waar het in gezelschap van lotgenoten moest wachten op de dingen die komen gingen.
Na afloop van de oorlog lag er opeens een brief in de bus met de mededeling dat de radio kon worden teruggehaald.
Hierop had men niet gerekend, de plaats van de Schaaper was dan ook inmiddels ingenomen door een moderner toestel.
Boeren hebben nu eenmaal altijd graag iets in reserve en zo kwam de ontvanger tussen de wintervoorraad van het vee terecht.
"Hij speelt niet meer maar ik doe hem niet weg, je mag hem een keer voor me opknappen dan krijgt hij een ereplaats in de huiskamer."
Te vroeg gejuicht dus.

Een jaar later was ik weer eens in Elsloo en bracht ook een bezoek aan de boerderij.
Ik kon het niet laten en begon weer over de radio.
"Ik zou graag een 27mc-bakkie hebben, als je me zo'n ding kunt bezorgen mag je het toestel meenemen" kreeg ik te horen.
Aha, het tij begon te keren!
Na hier en daar geïnformeerd te hebben, tikte ik er een op de kop voor 25 gulden.
Zo kwam de Schaaper geheel onverwacht toch nog bij mij terecht.

Na deze grondig te hebben "onthooid" werd de bedrading en de plaats van de onderdelen opgetekend.
Vervolgens werd hij geheel gedemonteerd.
De draaibare platen van de afstemcondensator waren wat verbogen, dit werd voorzichtig weer hersteld.
De lampen en de andere onderdelen werden doorgemeten.
Voorlopige balans: alles in orde, behalve het condensatorblok en de z.g. spaghettiweerstanden.
Deze weerstanden werden vaak in Schaaperschema's toegepast (zie Fig.2), ze bestonden uit een stukje asbestkoord omwikkeld met weerstandsdraad.

Fig.2

Het geheel voorzien van een afschermende mantel.
Aan de uiteinden waren kabelschoentjes bevestigd en op het eerste gezicht zien ze er uit als gewone stukjes soepel montagesnoer, ware het niet dat er een papieren label omheen zit waarop de weerstandswaarde is vermeld.
Alle C's in het blok waren zo lek als een mandje.
Dat was ook wel te verwachten na al die tijd.
Het blok werd dus geopend en de C's werden vervangen.
Lipjes weer dichtbuigen en je ziet er niets meer van.
Alle overige componenten werden weer gemonteerd op hun oorspronkelijke plaats.
De weerstanden werden voorlopig maar even vervangen door "normale" exemplaren, later zouden we wel verder zien, het toestel moest eerst maar eens spelen.
De variac werd langzaam opgedraaid terwijl ondertussen de diverse stromen en spanningen op de meetinstrumenten die op cruciale plaatsen waren aangebracht nauwlettend in het oog werden gehouden.
Alles leek goed te gaan maar de gevoeligheid liet ernstig te wensen over, anders gezegd: alleen Radio 5 werd heel zacht gehoord. De spoelen kwamen dus onder verdenking te staan.
Signaalzoeker op de antennekring: die functioneerde prima.
Dan de tweede kring eens bekijken.
Resultaat nihil.
De Tektronix L-C meter werd van stal gehaald.
Gewogen en te licht bevonden, hier was iets goed fout.
Ik had geen keuze, de holnietjes die de koperen kap op zijn plaats hielden moesten worden uitgeboord waarna datgene zichtbaar werd wat ooit een spoel geweest moest zijn.
De trolitul spoelkoker was als een pudding in elkaar gezakt... Een trieste aanblik.
Het was wel duidelijk wat er hier gebeurd was: De plus-hoogspanning liep via de spoel naar de anode van de HF-lamp.
Eén sectie van de afstemcondensator stond tussen anode en aarde.
Ik schreef al dat de platen van de deze C sluiting maakten.
In dat geval gaat de stroom via de spoel rechtstreeks naar aarde en dan werkt de spoel als een verwarmingselement dus:... smelt de koker.
Had Erik nu maar glazen spoelvormen gebruikt net als Philips indertijd in haar Superinductancespoelen, dan was alles misschien nog meegevallen.
Nu was goede raad duur.
Ga maar eens een spoel wikkelen met capaciteitsarme bankwikkeling die dezelfde Q-factor en zelfinductie heeft als de originele, afgezien van het feit hoe aan 16-aderig litzedraad te komen.
Ook nu maar weer een tussenoplossing gezocht.
Een nog voorhanden zijnde spoel die ongeveer de gelijke zelfinductie had als de antennespoel werd in de bus geplaatst resultaten vielen uiteraard zwaar tegen, slechts enkele zenders werden ontvangen, om over de selectiviteit maar helemaal te zwijgen.
Een half jaar later toonde Frans Driessens zich de reddende engel, hij bezorgde mij een originele spoel.
Deze werd gemonteerd en jawel, het toestel werd de naam radio-ontvangtoestel weer waardig.
Als oude radio's toch eens praten konden...

 

© Herm Willems author & PE1MMK Hans Hilberink - 15-03-1997.


Dit artikel verscheen in het Radio Historisch Tijdschrift, jaargang 20, februari 1997.